Page 31 - Woningopsplitsing
P. 31
Inschrijven moeilijk te voorkomen
Niettemin is de ervaring van veel lokale besturen dat een tijdelij- ke inschrijving een weinig bruikbaar instrument is. Indien na drie jaar geen beslissing is gevallen in de administratieve of gerech- telijke procedure, wordt de inschrijving immers de nitief. In veel gevallen wordt die termijn niet gehaald. Lokale besturen hebben op dat moment veel energie gestoken in het dossier, maar zon- der resultaat: de persoon woont in de woning die daar technisch of ruimtelijk niet voor geschikt is.
Belang van voorlichting
Daarom blijft het belangrijk om, alvorens (tijdelijk) in te schrij- ven, te benadrukken aan de persoon die zich wenst in te schrij- ven, dat een inschrijving eigenlijk niet mogelijk is om redenen van een goede ruimtelijke ordening of vanwege minimale woon- kwaliteit. De op te starten administratieve of gerechtelijke proce- dure bij een tijdelijke inschrijving kan het best duidelijk worden toegelicht aan de persoon die om een inschrijving vraagt.
Soms is een gemeente geneigd om een inschrijving te weigeren en daardoor ‘vertragend’ te werken, om op die manier de per- soon te ‘ontmoedigen’. Daarbij staat het de benadeelde vrij om een administratief beroep aan te tekenen bij de minister van Bin- nenlandse Zaken. Andere gemeenten vragen bij een (tijdelijk) inschrijving aan hun burger een papier te ondertekenen waarin expliciet wordt verduidelijkt dat op basis van bepaalde regelge- ving (permanente) bewoning van het pand niet mogelijk is. Op die manier is de gemeente zeker dat de betreffende persoon op de hoogte is van het bestaan van bepaalde problemen op het vlak van de ruimtelijke ordening of veiligheid of gezondheid van het gebouw.
Uitvaardigen van woonverbod
Soms komt het voor dat een gebouw dat niet geschikt is en nooit geschikt is geweest of geschikt zal worden voor bewoning, toch wordt bewoond. Men kan hierbij denken aan een garage, loods, kelder of stal die voor bewoning wordt gebruikt.
Een besluit om een woning onbewoonbaar te verklaren, is dan niet het geëigende instrument om in te zetten. Een besluit tot onbewoonbaarheid impliceert immers dat dit besluit ook opge- heven kan worden. Een onbewoonbaarheidsverklaring van onbe- perkte duur is onmogelijk. De term ‘onbewoonbaar’ suggereert
6
immers dat het pand ook ‘bewoonbaar’ kan worden gemaakt. Voor een garage, loods, . is dat echter niet het geval.
In dergelijke gevallen kan de burgemeester een ‘woonverbod’ uitvaardigen, zeker als kan worden aangetoond dat de woonsitu- atie een acuut gevaar oplevert voor de (openbare) gezondheid of veiligheid van de bewoners of de omgeving. De procedure van een woonverbod is gelijk aan die van een onbewoonbaarverkla- ring op basis van de Nieuwe Gemeentewet. Ook hier worden de eigenaar en de huurder dus uitgenodigd om (schriftelijk of mon- deling) hun bezwaren of opmerkingen kenbaar te maken.
Indien echter het (on)roerend goed géén bedreiging of acuut ge- vaar oplevert voor de veiligheid of gezondheid van de bewoners of omgeving en het (on)roerend goed telkens wordt doorver- huurd, heeft enkel deze administratieve procedure geen zin en zal de strafrechtelijke procedure moeten worden opgestart.
Strafrechtelijke procedure
De Vlaamse Wooncode biedt net als het Kamerdecreet de moge- lijkheid dat de Vlaamse wooninspectie (dus niet de gemeente) optreedt tegen die persoon of tussenpersoon die een roerend of onroerend goed verhuurt of ter beschikking stelt met het oog op bewoning, terwijl het goed gebreken vertoont die een veilig- heids- of gezondheidsrisico inhouden of terwijl in dit goed de basisnutsvoorzieningen zoals elektriciteit, sanitair, kookgele- genheid en verwarmingsmogelijkheid ontbreken of niet naar be- horen functioneren. Het kan daarbij gaan om zowel woningen, kamers of andere woonsituaties (in roerend of onroerend goed).
Een gemeente die te maken krijgt met bewoning in een (on)roe- rend goed dat daar niet voor geschikt is, kan dus best contact opnemen met de Vlaamse wooninspectie, eventueel nadat eerst via een minnelijke of administratieve weg getracht is om tot een oplossing te komen.
Indien de Vlaamse wooninspectie hiervoor een PV opstelt, dan speelt het college wél weer een rol, doordat bij een strafrech- telijke procedure behalve een boete of celstraf ook een herstel- maatregel kan worden opgelegd. Het college is hierbij één van de partijen die een bepaalde vorm van herstel kan vorderen.
WONINGOPSPLITSING • 31