Page 27 - Woningopsplitsing
P. 27

De ruimtelijke ordening is gericht op een duurzame ruimtelijke ontwikkeling waarbij de ruimte beheerd wordt ten behoeve van de huidige generatie, zonder dat de behoeften van de toekom- stige generaties in het gedrang gebracht worden. Daarbij wor- den de ruimtelijke behoeften van de verschillende maatschap- pelijke activiteiten gelijktijdig tegen elkaar afgewogen. Er wordt rekening gehouden met de ruimtelijke draagkracht, de gevolgen voor het leefmilieu en de culturele, economische, esthetische en sociale gevolgen. Op deze manier wordt gestreefd naar ruimte- lijke kwaliteit.
Situering van de aanvraag - draagkracht van de omgeving
De draagkracht van het perceel waarop de aanvraag betrek- king heeft is natuurlijk een eerste belangrijk aandachtspunt bij de beoordeling. Een aftoetsing van de situering van het perceel binnen de beleids- en juridische context is dus een belangrijke voorwaarde. Het afbakeningsdossier voor de stedelijke gebieden (eventueel reeds vertaald in een RUP), de gemeentelijk ruimte- lijke structuurplannen, RUP’s, BPA’s, enz worden dan ook best geraadpleegd om een motivering betreffende de draagkracht van het gebied op te bouwen.
planningsinstrumenten.
• Wijziging verkavelingsvergunning
Bepaalde stedenbouwkundige voorschriften laten geen meer- gezinswoningen toe waardoor zelfs het kangoeroewonen kan uitgesloten worden. Door verkavelingsvergunningen worden onderlinge rechten en plichten van de eventuele eigenaars van de loten in de verkaveling vastgelegd. De oudere verkave- lingen zijn vooral bedoeld geweest voor ééngezinswoningen zodat bij opsplitsing van een woning voor deze bestemmings- wijziging veelal een wijziging van de verkavelingsvergunning noodzakelijk is.
Artikel 4.6.7. van de VCRO bepaalt de mogelijkheden en de procedure. Een belangrijk aandachtspunt hierbij is dat de wijziging van de verkavelingsvergunning moet worden gewei- gerd als de eigenaars van meer dan de helft van de in de oor- spronkelijke vergunning toegestane kavels een ontvankelijk, gegrond en op ruimtelijke motieven gebaseerd schriftelijk bezwaar indienen bij het college van burgemeester en sche- penen.
De administratieve behandeling
1. Dossiersamenstelling
Een belangrijk aandachtspunt is dat de beoordeling van de aan- vraag vanuit de oorspronkelijke en vergund (geachte) toestand moet gebeuren.
Het besluit van de Vlaamse Regering van 28 mei 2004 (laatste wijziging b.s. 04/08/2010) betreffende de dossiersamenstelling van de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning is van toepassing.
Een eenvoudige dossiersamenstelling volstaat voor handelingen die vrijgesteld zijn van de medewerking van een architect over- eenkomstig artikel 4. 6° van het betreffende besluit (zie boven- staande toelichting onder punt 3).
Indien er verbouwingswerken nodig zijn die constructieve pro- blemen met zich meebrengen en/of de stabiliteit van het gebouw wijzigen is dus een uitgebreide dossiersamenstelling vereist.
2. Medewerking architect
Het besluit van de Vlaamse Regering van 23 mei 2003 (laatste wijziging b.s. 10/09/2010) tot bepaling van de handelingen die vrijgesteld zijn van de medewerking van de architect is van toe- passing.
In artikel 4. 6° wordt gesteld dat de medewerking van een archi-
WONINGOPSPLITSING • 27
•
Relatie met structuurplannen en ruimtelijke uitvoerings- plannen
Artikel 2.3.3. van de VCRO bepaalt dat de voorschriften van de ruimtelijke uitvoeringsplannen, voor het grondgebied waar- op ze betrekking hebben, de bepalingen van de bestaande stedenbouwkundige verordeningen die daar strijdig mee zijn, van rechtswege opheffen.
Deze plannen zijn meer “grondgebonden” dan de abstracte verordeningen die veel minder geschikt zijn om aan de ruim- telijke gewenste structuur voor een bepaald gebied aange- paste regels te maken.
Zo kan bv. voor een zonevreemd bijzonder/merkwaardig ge- bouw dat, ondanks de minder gunstige ligging, toch in aan- merking zou kunnen komen voor opsplitsing (na aftoetsing aan de goede ruimtelijke ordening), eventueel in een RUP opgenomen worden.
Indien een BPA of RUP voorschriften omvat in verband met het opdelen of het wijzigen van de hoofdfunctie van wonin- gen, hebben die voorschriften voorrang op een eventuele ver- ordening. Dit is een toepassing van de hiërarchie tussen de


































































































   25   26   27   28   29